22 januari 2018

Spreeuw

De spreeuw is ongeveer 20 cm groot; is donkerbruin tot zwart en heeft een groenachtige glans. Het zomerkleed en het winterkleed verschillen van elkaar (licht vlekken). De snavel is geel in de zomer en zwart in de winter. Heeft een gespikkeld verenpak, en onder het fluiten slaat de spreeuw met loshangende vleugels de maat. Spreeuwen leggen twee keer per jaar eieren; nest bevat 2 tot 8 eieren, gewoonlijk 4 tot 6. Broedtijd 11 tot 13 dagen. Jonge spreeuwen vliegen uit na 19 tot 22 dagen ( zij zijn grijsbruin van kleur).

Voeding: spreeuwen zijn eigenlijk insecteneters maar hebben zich ontwikkeld tot alleseters. Jongen worden gevoerd met uitsluitend insecten. Nestelen zich onder dakpannen en vooral ook in holle bomen. Als de jongen het nest hebben verlaten, leven ze in kleine vluchten bij elkaar. Naarmate het jaar verstrijkt worden de vluchten steeds groter, soms tot duizenden vogels bij elkaar. Spreeuwen maken kwetterende, onwelluidende geluiden. Vanaf juni komen de vluchten tegen de avond bij elkaar op zogenaamde roestplaatsen (slaapplaatsen). Spreeuwen hebben een goed ontwikkeld aanpassingsvermogen als het om eten gaat.

Schade: kunnen veel schade toebrengen aan kersenboomgaarden. Strijken vooral in het najaar in grote aantallen in bomen neer om te rusten. Slaapplaatsen met meer dan 100.000 spreeuwen komen voor; de spreeuwen vervuilen dan de omgeving en veroorzaken geluidhinder. Kunnen drager zijn van ziekten als hersenontsteking, vogelziekte en histoplasmose (schimmelinfectie met zweerachtige woekering in mond- en keelholte). Ook dierziekten worden overgebracht door spreeuwen.