Vleermuizen zijn beschermde diersoorten. Twee inheemse vleermuissoorten die in onze omgeving voorkomen zijn de dwergvleermuis en de laatvlieger.
De dwergvleermuis
De dwergvleermuis behoort tot de kleinste inheemse vleermuissoorten van ons land. Heeft een lichaamslengte van 3 tot 4,5 cm, vleugelspanwijdte 20 tot 22 cm, gewicht 3 tot 8 gram. Vachtkleur is donkerbruin, tegen zwart aan (buikvacht is lichter van kleur), oren en vleugels zijn zwart. Paartijd valt in april tot mei. Draagtijd 6 tot 8 weken; jaarlijks 1 tot 2 worpen van 1 tot 2 jongen. Dwergvleermuizen jagen liefst in terreinen met bomen, tuinen en rond lantaarnpalen. Zij mijden grote open vlakten.
Voedsel: vangen kleine insecten zoals muggen, motjes, schietmotten, gaasvliegen e.d. in de lucht. Vliegt vaak vlak vóór, of na zonsondergang (30 min. vóór het uitvliegen worden ze in hun slaapplaats onrustig). De dwergvleermuis maakt gebruik van echolocatie, dit is het uitstoten en als echo weer ontvangen van zeer hoge, voor een mensenoor vrijwel onhoorbare geluiden. Hun zomerverblijfplaatsen zijn vrijwel altijd in gebouwen. Winterverblijfplaatsen; vaak in spouwen, grote groepen in grotten en groeven. Als jongen gaan vliegen, kunnen ze in woningen terechtkomen en voor (onnodige) paniek zorgen.
Schade: soms geluidhinder bij uit- en invliegen van de schuilplaatsen, vaak als die zich nabij slaapvertrekken bevinden.
De laatvlieger
De laatvlieger is met een lichaamslengte van 7 cm, vleugelspanwijdte 38 cm, duidelijk groter dan de dwergvleermuis. Gewicht ongeveer 25 gram, vachtkleur is donkerbruin tot zwart, gezicht en oren zijn zwart gekleurd. In mei verzamelen de vrouwtjes in kraamkolonies (15 tot 30 dieren). De vrouwtjes krijgen één jong per jaar, meestal in de tweede helft van juni. Na 6 weken gaan de jongen zelf op voedsel uit. Laatvliegers kiezen gebouwen als (grote ruimten waar het warm, droog en donker is).
Voedsel: evenals de dwergvleermuis vangen laagvliegers kleine insecten; muggen, motten, gaasvliegen e.d.
Schade: luidruchtig gedrag kort voor het uitvliegen. Het uitvliegen van een kolonie gebeurt doorgaans binnen 30 minuten nadat het eerste dier is uitgevlogen. Laatvliegers kunnen besmet zijn met een hondsdolheid virus (rabiës).