23 januari 2018

Kevers

In Nederland en België komen ca. 4.000 soorten kevers voor. In Europa minstens 20.000 soorten. Wereldwijd zijn er wel enkele honderdduizenden soorten kevers. De soorten zijn erg divers; variërend van b.v. lieveheersbeestje tot boktor, van soldaatje (2-2,5 mm) tot vliegend hert (tot wel 80 mm), van glimworm tot spinnende watertor (ruim 70 mm), enz. Veel soorten kevers bezorgen géén overlast, een aantal soorten echter wél.

De gewone spekkever

De gewone spekkever is 6 tot 10 mm lang, heeft ovale gerekte lichaamsvorm. De gewone spekkever is makkelijk te herkennen aan het licht- tot witgekleurde, met donkere vlekken bedekte, voorste deel van de dekschilden. Het achterste deel is donkerbruin tot zwart. (Andere spekkeversoorten zijn overwegend donker van kleur). De larven hebben een lengte van 10-15 mm, zijn roodbruin en bedekt met stevige borstelachtige haren van verschillende lengte. Op het voorlaatste achterlijfsegment van de larve bevinden zich 2 doornvormige uitsteeksels die naar achteren zijn gericht. Het vrouwtje legt ca. 200 tot 800 eitjes in kieren en spleten bij de voedselbron. Bij 17 graden komen de eitjes uit na ca. 9 dagen, bij 25-28 graden na ca. 2,5 dag. De duur van het larvestadium is 35 tot 230 dagen. Duur popstadium 8-15 dagen. De kever leeft ongeveer 3 maanden; soms langer.

Voedsel: zowel de larve als de kever voeden zich met producten van dierlijke oorsprong (dode dieren, huiden, aas, vleeswaren, beenderen, gedroogde vleesproducten voor huisdieren e.d.) en meelproducten waarin veel diermeel verwerkt is (bijv. honden- en kattenbrokjes). De larven van de gewone spekkever vreet continu door gedurende de gehele ontwikkeling, komen veel voor in gedroogde hammen en worsten, zijn lichtschuw en kunnen zich “schijndood” houden. Larven bevinden zich tevens in duivennesten, mussennesten en in/bij dode vogels.

Schade: de larven kunnen hun voedselbronnen volledig vernielen. Bovendien knagen ze gangen om een geschikte verpoppingsplek te vinden; brengen daarbij veel schade aan in hout, isolatiemateriaal, gedroogde vleesproducten e.d.

De gewone tapijtkever

De gewone tapijtkever is 1,8 tot 3,2 mm lang. Het uiterlijk is ovaalvormig tot cilindrisch van vorm, vaak vrij dof (zwart) van kleur, buikzijde grijs of geelachtig wit. Het dekschild is voorzien van 3 onscherpe brede dwarsbanden, lichtbruin wit van kleur. De larve is 4-5 mm lang; bijna eivormig met lichtbruine beharing. Aan het achterste segment hebben de haren een goudkleur. Wordt de larve aangeraakt dan rolt deze zich op en lijkt dan op een klein gouden balletje.

Ontwikkeling: de vrouwtjes leggen hun eieren in vogel- en wespennesten, in nesten van andere dieren, in gedroogd aas, in wollen kleden en wollen kleding. Het eistadium duurt 6 tot 35 dagen, afhankelijk van de temperatuur; het larvestadium kan 2 tot 12 maanden duren. De popfase duurt 5–19 dagen. Volwassen kever leeft ca. 30-40 dagen. Gemiddeld één generatie per Jaar (18-25 graden), maar bij gunstige voedsel- en temperatuursomstandigheden kan dat oplopen tot drie generaties per jaar.

Leefwijze: de larven leven uitsluitend van dierlijke producten; wollen stoffen, bont, opgezette dieren, huiden e.d. De volwassen gewone tapijtkevers zijn bloembezoekers en leven van nectar en stuifmeel. De larven kunnen grote afstanden in woningen afleggen (daardoor kan het moeilijk zijn om de bron op te sporen). Volwassen gewone tapijtkevers kunnen zeer goed vliegen.

Schade: het zijn de larven van de gewone tapijtkever die schade veroorzaken. Grote schade kan ontstaan aan diverse wollen producten, bouwvilt, en opgezette dieren.

De piepschuimkever

De piepschuimkever wordt ook wel tempexkever genoemd. Deze keversoort wordt regelmatig aangetroffen in isolatieplaten van schuimplastic in pluimveestallen. Het is een misverstand om te menen dat de piepschuimkever zich voedt met deze platen.

Uiterlijk: de piepschuimkever is 5-6 mm lang, zwartbruin tot zwart van kleur en is ovaal van vorm. De dekschilden bevatten groeven, de kever zelf is onbehaard. Het ei is ovaalvormig, 1,5 mm lang, wit en kleverig. De larve van de piepschuimkever is 12-15 mm lang, geelbruin, glad en glanzend.

Ontwikkeling: eistadium; 5-6 dagen, de larve kent 7 stadia, pop duur 5-7 dagen. De totale ontwikkeling van ei tot volwassen piepschuimkever is bij 15 graden ongeveer 1 jaar; bij 25 graden ca. 1,5 maand. levensduur volwassenen; 2-3 maanden.

Leefwijze: de larven en de kevers voeden zich met schimmels die op rottend organisch materiaal rijkelijk aanwezig zijn, bijv. In stalmest. De larve van de piepschuimkever geeft de voorkeur aan een hoge relatieve luchtvochtigheid en een temperatuur van 25-28 graden. Bij temperaturen lager dan 15 graden staat hun ontwikkeling nagenoeg stil. Om zich te verpoppen zoeken de larven stille plekken op. Dit kunnen isolatieplaten zijn. Ook graven zij zich langs de wanden een weg in de mest of aanwezige grond.

Schade: de kevers gaan na enige tijd op zoek naar droge en warme plaatsen; daarbij boren ze zich vaak een weg in schuimplasticplaten die hierdoor zeer ernstig kunnen worden beschadigd. Ook andere isolatiematerialen kunnen, zowel door de larven als de kevers, worden aangetast en beschadigd.

De getande graankever en de getande notenkever

Beide soorten behoren tot de familie der smalkevers.

De getande graankever en de getande notenkever kan men qua uiterlijk slechts van elkaar onderscheiden doordat het gedeelte van de kop achter het oog tot het borstschild bij de getande graankever groter is. Beide soorten hebben aan elke kant van het borststuk (thorax) 6 tandjes. Het borstschild heeft 3 ribbels in de lente richting. De kevers zijn 2,5-3,5 mm lang en donker-roodbruin van kleur; ze zijn slank en plat van vorm. De larven zijn 3-3,8 mm lang en witgeel van kleur.

Ontwikkeling: het volwassen wijfje legt 300-400 eitjes gedurende haar leven. De dieren ontwikkelen zich het snelst bij temperaturen tussen de 20 en 35 graden. De volledige levenscyclus duurt bij 20 graden 3 a 4 maanden; bij 35 graden 21 dagen. Bij temperaturen beneden 18 graden staat de ontwikkeling stil. De larve vervelt 3 a 4 keer.

Leefwijze: beide soorten leven in opslagplaatsen en ook in huishoudingen tussen allerhande gedroogde plantaardige, meestal zetmeel-houdende, producten maar ook in gedroogd fruit en noten. Vooral de getande graankever wordt ook in de huishouding aangetroffen.

Voedsel: de getande graankever heeft de voorkeur voor graanproducten. De getande notenkever heeft een voorkeur voor oliehoudende producten zoals noten. Zij tasten in het algemeen geen hele graankorrels of noten aan, maar slechts nadat andere insecten reeds voor verbrokkeling van het product hebben gezorgd.

Schade: graan of noten worden aan- en/of uitgevreten. Getande graan- en notenkevers duiden op de aanwezigheid van graanklanders en andere primaire aantasters, die gezamenlijk zeer aanzienlijke schade kunnen veroorzaken.

Klanders

De graanklander, de maïsklander en de rijstklander zijn in onze omgeving de meest voorkomende klanders. Omdat deze 3 soorten onderling weinig verschillen (het verschil tussen de rijst- en maïsklander is alleen te zien door een gedetailleerde studie van de genitaliën) worden ze hieronder ’gezamenlijk’ omschreven als klanders.

Deze klanders behoren tot de orde der kevers en tot de familie der snuitkevers, d.w.z. dat de kop tot snuit verlengd is. De klanders zijn 3-5 mm groot, hebben een cilindrisch hard lichaam dat roodbruin van kleur is. Het halsschild is relatief groot en nauwelijks korter dan de dekschilden. In hun halsschild komen ovale of ronde putjes voor, met lijnen op de dekschilden. De rijst- en maïsklander hebben 2 paar oranje vlekken op hun schilden. Klanders hebben knotsvormige antennen die halverwege geknikt zijn als een elleboog. De graanklander verschilt van zijn familieleden de rijst- en maïsklander doordat de vleugels ontbreken en de dekschilden aaneen zijn gegroeid. De graanklander kan niet vliegen, in tegenstelling tot de rijstklander die een uitstekende vlieger is.

Ontwikkeling: de vrouwelijke kever boort met haar snuit een gaatje in de graankorrel en legt hierin één ei, waarna zij het gaatje dicht maakt met een afscheidingsproduct, dat dezelfde kleur als het graan heeft. Op deze wijze kan ze 2 tot 3 eieren per dag leggen. Doordat ze betrekkelijk lang leven kunnen ze totaal wel een paar honderd eitjes leggen. Uit het ei komt een witte, pootloze larve. Deze vreet de hele korrel leeg en verpopt zich daarna in het omhulsel van de korrel. Na ongeveer één week verlaat de volgroeide kever deze huls, waarna de cyclus zich weer herhaalt. De ontwikkeling van ei tot volwassen kever duurt bij 23 graden ongeveer één maand. De volwassen kever leeft bij een temperatuur van 28 graden ongeveer 3 maanden, en bij 20 graden 5-7 maanden. De ontwikkeling staat vrijwel stil bij temperaturen beneden 13 graden. De klanders brengen 2 tot 3 generaties voort per jaar, onder gunstige omstandigheden 3 tot 4 generaties.

Leefwijze: de graanklander wordt ook wel buiten aangetroffen, dit in tegenstelling tot de rijstklander die alleen in min of meer verwarmde opslagplaatsen kan leven. Klanders leven het liefst in het midden van de graanhoop, aangezien het daar warmer is. Ze komen voor in silo’s, opslagplaatsen, maalderijen, woonhuizen. Vesrpreiding: de kevers behoren oorspronkelijk niet tot onze fauna.Ze zijn echter lang geleden uit warmere landen met de graanhandel in onze streken ingevoerd.

Schade: door de vele uitwerpselen kunnen producten muf worden. Zowel de kever als de larve veroorzaken schade aan de producten. De larve vreet de korrel leeg en verpopt zich in het omhulsel van de korrel waardoor uiteraard de voorraad verminderd, maar ook de kwaliteit achteruit gaat. Bij grote aantallen stijgt de temperatuur van de voorraad door broei van de uitwerpselen waardoor schimmelvorming kan ontstaan.