We maken onderscheid tussen vier soorten vliegen:
- Niet stekende vliegen: grasvlieg, herfstvlieg, kamervlieg, kleine kamervlieg, klustervlieg, latrinevlieg.
- Vleesvliegen: blauwe vleesvlieg, grauwe vleesvlieg, groene aasvlieg (zo’n 80 soorten).
- Fruitvliegen: ook hiervan zijn er meerdere soorten (in Nederland en België ca. 25 soorten).
- Gaasvliegen: hiervan zijn in Nederland en België zo’n 60 soorten beschreven.
Het gaat te ver om alle soorten vliegen te omschrijven. Bovendien zijn er soorten die totaal geen hinder veroorzaken en bovendien erg nuttig zijn. Bijvoorbeeld gaasvliegen; zijn nuttig, eten hoofdzakelijk bladluizen e.d. en vliegen vooral in de schemering. Daarom zijn onderstaand slechts enkele “hinderlijke” vliegensoorten beschreven.
De kamervlieg
De kamervlieg behoort tot de familie; Ware vliegen, en tot de orde der tweevleugeligen. Wordt ook wel huisvlieg genoemd. Een volwassen kamervlieg is 7-8 mm lang, heeft grijze thorax met 4 zwarte strepen en een achterlijf dat aan de basis geel is (bij wijfje minder). De larve (wordt ook wel made genoemd): is lichtblauw, Max. 10 mm lang, is pootloos en heeft geen duidelijke kop. De pop bevindt zich in een tonvormig puparium (tonnetje) dat bruin van kleur is. Wijfje legt 600 tot 2.000 eitjes, ca. 100–150 per keer. Eistadium duurt 1 tot 3 dagen, larvale stadium ca. 1 week, popstadium 3 tot 8 dagen. Tijdsduur van ei tot volwassen vlieg; ca. 1 tot 3 weken.
Leefwijze: kamervliegen komen o.a. voor op mest, afval, dode dieren en voedingsmiddelen. Leven van allerlei voedsel: suiker, stroop, fecaliën, enz. De larven van de kamervlieg ontwikkelen zich in rottend organisch materiaal, zoals mest in stallen. Ze leven niet dieper in het afvalmateriaal dan enkele centimeters. De vliegen besteden veel zorg aan hun toilet; poten tegen elkaar wrijven en vleugels afvegen. De mannetjes sterven spoedig na de paring; de vrouwtjes daarentegen leven 2 tot 3 maanden.
Schade: kamervliegen bevuilen oppervlakken en brengen ziektekiemen over op mens en dier via de poten, monddelen en haren, alsmede via de uitwerpselen. Dit kunnen bacteriën zijn, virussen en andere schadelijke micro-organismen. Kamervliegen zijn in grote aantallen erg hinderlijk.
De kleine kamervlieg
De kleine kamervlieg behoort tot de familie; Fannijdae, en tot de orde der tweevleugeligen. De volwassen kleine kamervlieg is slanker en kleiner dan de kamervlieg, 5-8 mm lang. Kleur: bruine thorax en op het achterlijf 3 gele ringen en driehoekige rugvlakken. Wijfje legt 200-600 eitjes, in groepjes van 30-70 per keer. Ei: klein, langwerpig, wit. Larve: (wordt ook wel made genoemd) ong. 8 mm lang, pootloos, donkerbruin, met zijdelings doornvormige uitsteeksels, geen duidelijke kop. Pop: bevindt zich in tonvormig puparium (tonnetje) dat bruin van kleur is. Duur eistadium 1 tot 3 dagen, larvale stadium ca. 1 week, popstadium 10 tot 30 dagen. Van ei tot volwassen kleine kamervlieg ca. 2 tot 6 weken.
Leefwijze: kleine kamervliegen komen af op allerlei voedsel, mest, dode dieren, afval, rottend materiaal, enz. Wijfje zet eitjes af in zeer vochtig rottend materiaal (voornamelijk mest, soms boomschors en in paddenstoelen) waarin ook de larven zich ontwikkelen. De kleine kamervlieg vliegt plotseling op, maakt dan een driehoekige beweging en keert weer terug naar zijn plaats; als de vlieg gaat zitten draait ze zich onmiddellijk 180 graden om, direct gereed voor een nieuwe vlucht. Mannetjes sterven spoedig na de paring, de wijfjes leven 2 tot 3 maanden.
Schade: kleine kamervliegen zijn ziekteverspreiders: aan poten, monddelen en haren, alsmede via de uitwerpselen worden ziekteverwekkende virussen, bacteriën e.d. verspreid, die gevaar opleveren voor mens en huisdier
De herfstvlieg
De herfstvlieg lijkt op de kamervlieg; lengte 6 tot 7 mm. Het borststuk heeft 4 striemen; het achterlijf is geel met een zwarte rugstreep. Het vrouwtje is minder geel op het achterlijf. Het mannetje heeft de ogen zeer dicht bij elkaar staan. Door de vrouwtjes worden –uitsluitend in het voorjaar- de eitjes afgezet nèt onder het oppervlak van de mest. Dit is altijd verse mest. De eitjes worden in groepjes van 6 tot 26 stuks afgezet. De larven doorlopen 3 stadia (duur: 3-10 dagen). Het popstadium vindt aan de rand van de mest plaats. De ontwikkeling van ei tot volwassen herfstvlieg vindt buiten gebouwen plaats en duurt ca. 2 weken.
Leefwijze: herfstvliegen komen zeer algemeen voor van maart tot november. In de zomer uitsluitend in het vrije veld. Leeft van honing, stuifmeel en honingdauw, een afscheidingsproduct van bladluizen. De larven leven voornamelijk in de mest van koeien en paarden. Herfstvliegen zitten veel op schuttingen, muren en hekken (vooral in de zon). Herfstvliegen komen in het najaar in grote aantallen in groepen gebouwen binnen om te zoeken naar goede overwinteringsplaatsen, vaak spouwmuren en op zolderverdiepingen.
Schade: herfstvliegen zijn door grote aantallen in gebouwen hinderlijk. De herfstvlieg wordt aangetrokken door menselijke transpiratie en zweet van dieren. De wijfjes kunnen voor koeien in de wei ware kwelgeesten zijn.
De klustervlieg
De klustervlieg lijkt in volwassen stadium op een sterk uitgegroeide kamervlieg, lengte ongeveer 8 mm. Veel goudkleurige haartjes op bovenzijde van de thorax, abdomen asgrijs. Klustervliegen ontwikkelen zich buiten gebouwen van ei tot volwassenen. De eitjes worden de vrouwtjes alleen afgezet in de kieren van de grond. In de zomer komen de eitjes na 3 dagen uit. De larven van de klustervlieg parasiteren op regenwormen ( zo gaan ze mee de grond in) en leen ‘s zomers buiten. De larven eten de wormen van binnenuit op. Als de larve het popstadium bereikt heeft, verlaat hij de worm om zich in de grond te verpoppen. Klustervliegen komen in het najaar in grote aantallen in groepen in gebouwen binnen op zoek naar een geschikte overwinteringsplaats, schijnen aan bepaalde gebouwen de voorkeur te geven en komen daar elk jaar terug. Het betreft vaak hoge gebouwen zoals kantoren, flatgebouwen, kerken, kastelen etc. waar ze zich bovenin vestiging. In het voorjaar, als de zon gaat schijnen en het warmer wordt, ontwaken de vliegen uit hun rusttoestand. Ze hebben dan de neiging actief te worden en gaan zich in het gebouw verspreiden. Tijdens de eerste warme dagen houden zij zich overdag op aan de buitenzijde van de gebouwen waar ze overwinterden. Door naden en kieren komen ze naar buiten. Na verloop van enkele weken zullen zij hun overwinteringsplaats definitief de rug toekeren.
Schade: hinderlijk wanneer grote aantallen in gebouwen aanwezig zijn.
Vleesvliegen
Gelet op de hoeveelheid soorten vleesvliegen (in Nederland en België komen ongeveer 80 soorten voor), wordt hieronder een samenvatting gemaakt van: de blauwe vleesvlieg, de grauwe vleesvlieg, en de groene aasvlieg. Dit zijn de meest voorkomende vleesvliegen. Zij behoren tot de orde der tweevleugeligen.
Vleesvliegen zijn grote vliegen; (flink forser dan de kamervlieg), en worden ook wel bromvliegen genoemd. Kleur volwassene: A: de blauwe vleesvlieg is blauwzwart met rode ogen; B: de groene aasvlieg is glanzend groen; C: de grauwe vleesvlieg is grijs met rode ogen. De grauwe vleesvlieg wordt ook wel dambordvlieg genoemd wegens het enigszins dambordachtige uiterlijk. Vleesvliegen zijn ongeveer 10 tot 15 mm lang. Het wijfje legt honderden eitjes op vlees (dode dieren, vlees in de keuken) op rottend materiaal of uitwerpselen. Binnen één dag komt de larve (made) uit het ei. De larve wordt ca. 15 mm lang en leeft 6-12 dagen, verandert in pop (leeft 8-13 dagen). Van ei tot volwassen; ca. 3 weken. Het vrouwtje van de grauwe vleesvlieg is eierlevendbarend; ze legt de uitgekomen larven (maden) direct op het aas. Zij kan ook larven op vers vlees afzetten. De larven kruipen van het licht weg. Wijfjes komen op vlees af, mannetjes hebben voorkeur voor bloemen. De geur van rottend materiaal ruiken ze vanaf kilometers afstand.
Schade: vleesvliegen kunnen ziekteverwekkende organismen verspreiden zoals virussen en bacteriën. Zij maken vlees en vleeswaren onbruikbaar door verontreiniging. Kunnen gezondheidscomplicaties bij schapen veroorzaken.
Fruitvliegen
In Nederland en België komen ca. 25 soorten fruitvliegen voor. Wereldwijd ca. 2.000 soorten. Fruitvliegen zijn bij uitstek geschikt voor erfelijkheidsonderzoek, o.a. door hun korte levenscyclus. Een volwassen fruitvlieg is 3-4mm lang, geelbruin tot zwart van kleur afhankelijk van de soort. Bij de meeste soorten zijn de ogen helderrood en vertoont het achterlijf bruine dwarsstrepen. Wijfje legt 400-900 eitjes in gistend of rottend materiaal; fruit, groente, zure melk, kippen- varkensvoer enz.
Levenscyclus: ei: 1 dag, larve: 5-6 dagen, pop: 2-4 dagen. Van ei tot volwassen; in 8-11 dagen. Volwassen fruitvliegen leven 2 tot 9 weken. De eitjes en larven zijn voorzien van uitsteeksels of adembuizen, die intrekbaar zijn en eveneens dienen voor de ademhaling in vloeibaar materiaal.
Leefwijze: fruitvliegen komen voor in de levensmiddelenindustrie (jam- en limonadefabrieken), in bierbrouwerijen, fruitwinkels, keukens, cafés, gft-containers, enz. Ze zijn dol op de geur van zwakke oplossing van alcohol en azijn. Voeden zich ook met rottende planten, sap van beschadigde planten, soms met schimmels.
Schade: vers, gaaf fruit wordt door fruitvliegen niet aangetast; wel aangesneden of beschadigd fruit. Fruitvliegen zijn verontreinigers van fruit- en groenteproducten. Zijn voornamelijk schadelijk in keukens, cafés, (achter tapkast) jam- en limonadefabrieken, bierbrouwerijen, in de buurt van gft-containers e.d.
Gaasvliegen
In Nederland en België zijn zo’n 60 soorten gaasvliegen omschreven. Gaasvliegen zijn in volwassen stadium 20-40 mm lang, in het algemeen bruin tot groen van kleur, hebben een teer lichaam en twee paar tere vleugels met een fijn netwerk van aders. De samengestelde, grote ogen staan ver uit elkaar en zijn meestal rood of goudglanzend van kleur. De larven van de gaasvlieg lijken uiterlijk veel op die van het lieveheersbeestje. De eieren worden afgezet in ”klompjes” in de nabijheid van de voedselbron; (elk ei staat op een steeltje). De larven tooien zich vaak met de (eerst) leeggezogen bladluizen, om zich op die manier te beschermen tegen mieren. Gaasvliegen leven van andere insecten (predatoren).
Schade: gaasvliegen veroorzaken geen schade. Ze zijn nuttig; ruimen bladluizen en andere kleine insecten op.