22 januari 2018

Mol

De mol heeft een zwarte tot blauwzwarte vacht. Er zijn kleurvariaties van lichtbruin, wit tot goudkleurig. Haren van de pels vertonen géén groeirichting; dus altijd glad (t.b.v. verplaatsing van de mol door de gang). Lichaamslengte 13 tot 15 cm; staartlengte 2,5 tot 4 cm; gewicht 60 tot 130 gram. Voortplantingsseizoen loopt van maart tot juni. Draagtijd 3 weken, per worp meestal 3 tot 5 jongen. De maximale levensduur bedraagt 3 jaar. De mol leeft solitair in een eigen gangenstelsel. Oppervlakkige gangen graaft een mol met een snelheid van 12 tot 15 meter per uur, bij voorkeur in losse, humusrijke grond waarin veel wormen zitten en waar de grondwaterstand niet te hoog is. Hiervoor heeft de mol brede poten met lange, brede nagels; handpalmen naar buiten gericht. Mollen kunnen zich ook achterwaarts door de gangen bewegen. Ze kunnen behalve goed graven, ook goed zwemmen en klimmen. Hun gezichtsvermogen is beperkt, maar reuk, tastzin en scherp gehoor maken dit ruimschoots goed.

Voedsel: mollen leven van wormen en insectenlarven die in hun gangen terechtkomen.

Schade: molshopen in moestuinen, gazons, sportvelden en ook in pas gezaaide akkers.